Tekst uit Knack nieuwsbrief van
24/7/08 van Benno Barnard (Amsterdam, 21 november 1954) een Nederlands dichter, essayist,
toneelschrijver en vertaler. Hij woont sinds
Het gelijk van die vreselijke Ratzinger
Walter Pauli verkondigt (in De Morgen van 16
juni) het tamelijk absurde idee dat de christelijke godsdienst, en godsdienst
überhaupt, democratisch zou moeten zijn. Hij doet dat naar aanleiding van de
wederinvoering door paus Benedictus XVI van het oeroude gebruik om de hostie op
de tong van de communicant te leggen, in plaats van hem als een koekje bij de
thee aan te reiken.
Godsdiensten moeten zich onderwerpen aan de regels van de wereldlijke
samenleving waarin ze functioneren: de keizer moet krijgen wat hem toekomt. In
zijn aard is het christendom, waaruit deze gedachte stamt, dan ook niet
revolutionair, hoewel de christelijke boodschap ongemeen radicaal is - dat
blijft een van de paradoxen die voor de meeste moderne mensen niet te vatten
zijn.
Laat ik me beperken tot dat christendom, de godsdienst die ik het beste ken en
enigszins meen te doorgronden. Ik schrijf deze reactie overigens zonder zelf
katholiek te zijn, mijn sympathieën liggen eerder bij de anglicaanse kerk, maar
dat is een ander onderwerp.
Waarom zou het christendom in hemelsnaam democratisch willen zijn? De
democratie is een methode om de samenleving te ordenen - het christendom
daarentegen is nadrukkelijk hiërarchisch van karakter, althans in zijn
liturgische praktijk, en die is hier het onderwerp. Een trapvormig wereldbeeld,
waarin bepaalde personen, instanties, handelingen, symbolen of wat dan ook
superieur zijn aan andere, is natuurlijk verwerpelijk in de ogen van
sympathisanten van de jaren zestig, dat begrijp ik wel. In de jaren zestig
vatte de notie post dat we allemaal moesten dansen voor het altaar van de
vreugdeloze gelijkheid. Maar juist de ongelijkheid maakt het bestaan
interessant. Je hoeft niet katholiek of christelijk of überhaupt religieus te
zijn om dat in te zien. Ook de kunst is in hoge mate hiërarchisch, ook de
wetenschap is dat: alleen door die karaktertrek kunnen ze de samenleving dienen
en de mens gelukkiger maken.
Walter Pauli steigert bij de gedachte van een geïnstitutionaliseerde
ongelijkheid, want hij behoort tot de generatie die tevreden terugblikt op de
afbraak van de katholieke kerk. De Kerk - die met een hoofdletter althans, die
van Rome - heeft immers op allerlei abjecte manieren weerloze mensen
geterroriseerd en onschuldige kinderen misbruikt, en op kleurrijke wijze de
goudmijn van hun domheid ontgonnen, zoals het in verlichte kringen nog altijd
geestdriftig wordt voorgesteld. In diezelfde kringen kun je ook vernemen dat
het Vaticaan de erg gelukkige stommiteit van zijn Tweede Concilie heeft begaan,
want juist doordat de mis even onbenullig werd als de filosofie van de jaren
zestig zelf, met andere woorden doordat de gelijkheid werd gevierd in plaats
van het mysterie, zijn de kerken leeggelopen.
Het komt er dus op neer dat Walter Pauli het Benedictus XVI kwalijk neemt dat
hij de 'oude vormen' wil herstellen, die vele eeuwen hun waarde hebben bewezen.
Hij kan zich bij deze vormen natuurlijk alleen maar onderwerping,
obscurantisme, inquisitie en diepe achterlijkheid voorstellen, alsof die
verschijnselen de essentie van het geloof en de summa summarum van de westerse
beschaving zouden uitmaken. Een priester met de rug naar het volk, wat een gruwelijk
idee, dat schaamteloos tegen de ideologie van de jaren zestig indruist!
Voor een gauchist is de gedachte dat bepaalde oude vormen misschien wel beter
zijn dan sommige nieuwe natuurlijk een abominatie van Hegel en Marx, iets wat
frontaal met de immer voortrazende Progressie botst. Dat diezelfde denkschool
van de genadeloze vooruitgang de mens heeft gereduceerd tot een onderdeel van
de economie en de massa, en dat het nog maar de vraag is in hoeverre de
Verlichting ons alleen maar heil en zegen heeft gebracht - dat alles voert hier
te ver. Ondertussen is de term 'oude vormen' als zodanig een interessante
freudiaanse verspreking. Staat er in de Internationale, in de Nederlandstalige
versie, zoals vervaardigd door de dichteres en socialiste Henriëtte Roland
Holst, niet de dwingende regel 'Sterft, gij oude vormen en gedachten'? (Waarom
moet er van links toch altijd bloed vloeien, en dat niet alleen in retorische
zin? Het lijkt de katholieke kerk wel!)
Diezelfde oude liturgische vormen drukken, zoals ik hierboven al suggereerde,
dus ook het mysterie uit, wat de banale gedemocratiseerde missen bepaald niet
doen. Neem nu die arme priester die ervan beschuldigd wordt met zijn rug naar
het volk te staan. Is dat inderdaad een ergerlijk anachronistisch beeld van
ongelijkheid? Ongelijk aan zijn parochianen is de priester wel, dat behoort nu
eenmaal tot de katholieke opvatting van de bemiddeling tussen God en mens. Het
zogeheten 'priesterschap van alle gelovigen' is iets reformatorisch.
Maar de priester staat niet zozeer met zijn rug naar het volk, zoals Walter
Pauli het maar al te gretig interpreteert, hij staat integendeel met zijn
gezicht naar het mysterie, en dusdoende symboliseert hij (om bij de
christelijke beeldspraak te blijven) de rol van de herder.
Symboolblinde mensen, zoals Gerard Reve ze ergens noemt, in een religieuze
context trouwens, plegen dit soort dingen niet te begrijpen. Maar Ratzinger -
een historisch beslagen theoloog - begrijpt dit soort dingen natuurlijk wel,
niet omdat hij meent dat hij Europa opnieuw tot het katholicisme zal kunnen
bekeren, maar gewoon omdat hij dit soort dingen begrijpt. Daarbij heeft hij de
christelijke traditie aan zijn zijde. Traditie! Nog zo'n woord dat voor links
een vloek is.
Walter Pauli en zijn geestverwanten dulden uitsluitend een katholieke kerk die
beantwoordt aan hun eigen opdringerige noties van democratie, met een liturgie
die het niveau van hun eigen taalgebruik haalt. Een katholieke kerk die enkel
beantwoordt aan de criteria van de katholieke kerk moet hem wel ergeren. Het
bewijst maar weer eens wat ik al vele jaren ervaar, namelijk dat de linkse kerk
inzake religie intoleranter is dan de kerk van Rome inzake seksualiteit. Want
links kent geen vergeving.
Benno Barnard