Het
begon met een .......moord en eindigde met een verrijzenis uit het moeras.
Pasen,
anno domini 1173.
Diederik,
student in de godgeleerdheid aan de Parijse academie kan uiteindelijk met
vakantie.
Een trip
naar Kampen, zijn geboorteplaats in het verre Overrijssel zit er dit jaar wel
in. Op 3 april, na een slopende dagenlange reis, ontwaart hij ‘s nachts bij
volle maan het silhouet van een ingeslapen ommuurd stadje. Binnenin liggen de
huisjes veilig samengetroept op een heuvel en torsen als het waren een
prachtige nieuwgebouwde romaanse basiliek die boven de wijdse omgeving
uitstijgt. Dit kan alleen Tienen in Haspengouw zijn. De poorten zijn al lang
gesloten, maar een bij de stadswal aanleunende herberg baadt nog in het volle
kaarslicht. Het geheel wordt weerspiegeld in een nabijgelegen poel. Diederik
vindt in de afspanning onderdak en kan uiteindelijk zijn stramme benen
strekken. Niet voor lang echter want in de vroege ochtend is onze jongeling
niet alleen zijn geld en juwelen maar ook zijn ... hoofd kwijt. Het moorddadige
gastenpaar heeft er zelfs voor gezorgd dat het lijk reeds diep weggezonken ligt
in het moeras.
Maar
de honderden mysterieuse lichtjes die ‘s anderendaags boven de poel zweefden
kenden een ware volkstoeloop. Katrina, een devote Tiense werd de passionara bij
uitstek om dit mirakuleuze gebeuren te verkondigen aan al wie het horen wilde :
“O Heer, deze plaats is heilig, want in haar schoot ligt een schat verborgen
van waardevolle relieken, en dat op deze plaats een tempel verrijze ter ere van
de Heilige Maagd...”.
En zo
geschiedde ! Bij de bouw van een eerste houten kapel vond men het lijk van de
arme Diederik en terzelfder tijd borrelden drie bronnen op, die achteraf
mirakuleuze eigenschappen bleken te bezitten. En ja, een meer dan achthonderd
jaar durende Mariadevotie was geboren. Het orgelpunt werd dan ook de grootse
viering op 3 juni 1297 toen Thomas van Châlons, de hulpbisschop van Luik, het
eerste stenen kerkje plechtig inwijdde en dit te midden van een vanuit de hemel
gestuurde verblindende vuurstraal.
De
bedevaarten naar de Madonna bij de Poel te Tienen bereikten ongekende hoogten.
Toen, begin van de 14e eeuw , de 12 leden van het Broederschap der Maagd Maria
als beheerders van de kerk voldoende centjes in het bakje telden, wensten ze
ter ere van hun beschermster een nieuw en uniek stenen schrijn op te richten,
een “kathedraal” waardig en dit dan nog midden dit drassig gebied. Van een ware
godsvruchtige uitdaging gesproken !
Bij de
ondertussen overwelfde bronnen, ter hoogte van het huidige koor, werd met man
en macht gewerkt aan het verder dempen van de poel. Over grote oppervlakten
plonsden tonnen kwartsiet, afkomstig uit de steengroeven van Overlaar, Bost,
Goetsenhoven en Wommersom, weg in deze verzopen laagte. Op andere plaatsen
zochten dan weer eiken ingeheide palen naar een vaste voet in de diepere
grondlagen. Bij vallen en opstaan en vooral dankzij een bovennatuurlijk geduld
verrezen, temidden van houten steigers en platformen, gestaag de ranke stenen
pijlers. Het leek wel, alsof men vanuit een immense bouwdoos een puzzel van
fijn bekapte Gobertangestenen in mekaar paste.
|
Lieren,
windassen en trapraderen kraakten bij het naar boven hijsen van de zware
lasten. Spitsbogen hielden mekaar in evenwicht en kruisribben schraagden de
gewelfschelpen. Maar de onstabiele ondergrond was al te dikwijls spelbreker.
Zelfs onze gerenommeerde bouwmeesters, zoals ondermeer Jean d’Oisy, Jacob en
Hendrik van Gobertingen, Sulpitius van Vorst, Botso van Raetshoven en Matheus
de Layens, moesten al hun ervaring en kunnen aanwenden om, gespreid over een
periode van meer dan 150 jaar, de bouw van dit juweel van gotische stijl te
leiden en tot een goed einde te brengen.
We
mogen ook terecht fier zijn op onze eigen meester-beeldhouwer Walterus Pans,
die ons niet alleen de mooie Madonna met Kind uit 1362 naliet, maar eveneens
onze voorouders van een “Bijbel des Volks” voorzag, uitgebeeld als consooltjes
van de baldakijnnissen van het hoofdportaal. (klik
hier voor foto’s)
Wie
had, bij de aanvang van de werken, kunnen vermoeden dat midden dit moeras de
Brabantse hooggotiek was geboren.
Door
de eeuwen heen deelde het kerkgebouw in de klappen die het nijvere stadje te
verwerken kreeg. Tijdens de Tiense furie van 1635 zorgden de Staatse
legerbenden ervoor dat de kerk haar gotische torenspil kwijt geraakte. Sinds
1660 wordt ze dan ook bekroond met de huidige barokke campanile.
Later onder het Franse bewind werd de kerk in 1798 zelfs tot
“tempel van de wet” uitgeroepen, maar na het keizerlijke concordaat van
Napoleon werd ze aan de eredienst teruggeschonken en uiteindelijk in 1803 tot
een volwaardige parochiekerk verheven.
Zo
kwam de kerk van O.-L.-V.-ten-Poel tot ons.
Bij de
vele kaarsjes in het onderaardse “grotteke”, de plaats waar het allemaal begon
is vandaag de volksdevotie meer dan ooit levend.
Gilbert
Declercq.