Adventsviering Eerste Communicanten
14 december 2014
Welkom op deze derde zondag van de advent.
Vandaag zijn we
halfweg op onze tocht naar Kerstmis toe.
Lichtritus
Op weg naar het feest ontsteken we iedere week een nieuwe kaars.
Want de
nacht loopt ten einde, de dag komt naderbij. Laten wij dan leven als kinderen,
kinderen van het licht (naar Rom. 13, 12-13).
Kaarsje van geluk
Vandaag steek ik een kaarsje aan,
het kaarsje van geluk:
geluk voor alle mensen,
voor arme kinderen op de straat,
en bange mensen in de hoek,
voor mensen die honger hebben,
in landen vol oorlog en geweld.
Kaarsje, kaarsje van geluk,
breng de warmte van je vlam,
bij alle mensen thuis, ja overal,
en geef hen het grote geluk
van te houden van elkaar.
Kaarsje van de wens
Daar komt het tweede kaarsje al,
met licht voor elke wens:
wensen voor de wereld rond,
en voor ons hier tesaam,
voor mensen ergens heel alleen,
die niet meer durven dromen
en bang zijn voor wat gaat komen.
Kaarsje, kaarsje van de wens
glinster met die vlam van jou,
geef alle mensen mooie dromen
dan kunnen zij allemaal geloven
dat het morgen beter kan.
Kaarsje van inzet
En nu gaat het derde kaarsje aan
’t roept al snel mijn eigen naam,
en vraagt: ‘doe je er wat aan?’
Ik help al wie ik bij mij zie,
die klein en dapper leven,
en ook de wereld ver van hier
zal ik van mijzelf iets geven.
Kaarsje inzet, kaarsje fijn,
geef mij een weekje wat tijd:
dan wil ik helpen dag na dag
en zie ik iemand verdrietig staan
dan doe ik er wat aan.
Eerste lezing
Het
bewerkte verhaal van Tsjechov, Vadertje Panov
Het verhaal gaat over een oude, eenzame schoenmaker, Panov. Op kerstavond
heeft hij een droom: Jezus vertelt hem dat hij de volgende dag bij hem op
bezoek zal komen. De schoenmaker schrikt wakker en gaat direct aan de slag om
zijn huis klaar te maken voor het hoge bezoek. Hij heeft ook een speciaal
cadeau
voor hem, het mooiste en kleinste paar schoentjes dat hij ooit heeft gemaakt.
Hij wacht en wacht, maar Jezus komt niet. Wel komt er een straatveger langs,
die verkleumd en hongerig zijn werk moet doen. Vadertje Panov roept hem
binnen en geeft hem iets warms te drinken. Weer wacht vadertje Panov. Maar
niemand komt langs. Behalve een arm meisje met een kleine baby; beiden zijn ook
helemaal koud geworden en de baby heeft zelfs niets aan haar voeten. Vadertje
Panov geeft het meisje warme soep en, na enig aarzelen, krijgt de baby de
schoentjes die hij voor Jezus had bewaard.
Het wordt later en later, maar Jezus komt niet. Er komen wel enkele bedelaars
voorbij. Vadertje Panov geeft hen zijn laatste restje soep. Tenslotte is hij
weer
alleen en verdrietig dat Jezus niet gekomen is. Dan verschijnt er ineens iemand
bij de deur, het is Jezus. ‘Ik had honger’, zegt hij, ‘en je gaf me te eten. Ik
had
het koud en je gaf me warmte’. ‘Maar wanneer dan?’, vraagt vadertje Panov.
‘Toen
je de straatveger, het meisje en de baby, en de bedelaars hebt geholpen,
glimlacht Jezus, toen heb je dat gedaan. ‘