terug

 

19 april 2016 Maaltijd vieren

Rondgang in de kerk

 

 

DSCN9752

 

DSCN9754

 

DSCN9755

 

Het Tabernakel

In de Katholieke Kerk is een tabernakel (ook wel sacramentshuis genoemd) een, meestal rijkversierde, brandwerende kluis op het hoogaltaar of zijaltaar, soms binnenin bekleed met zijde en van buiten vaak omhangen met gordijnen in liturgische kleur, waarin het Heilig Sacrament (de geconsacreerde hosties) bewaard wordt. Het tabernakel moet binnenin wit zijn. In elke kerk mag maar één dienstdoend tabernakel aanwezig zijn. Aan de godslamp kan men zien dat het sacrament in de vorm van geconsacreerde hosties in het tabernakel aanwezig is. Zo niet, is de godslamp gedoofd en staat de tabernakeldeur meestal open. Het tabernakel is binnen de katholieke eredienst het centrum en neemt in de kerkbouw van de Katholieke Kerk de centrale positie in als de woonplaats van de - onder de gedaante van brood - 'waarachtig tegenwoordige' Jezus Christus.

 

DSCN9756

De Heilige Familie

In 1877 werd een beeldengroep, de H. Familie voorstellend, geschonken door Mevr. Geerts-Mertens.
Het beeld was van de hand van Leopold Blanchaert en werd geschilderd door A. H. Bressers.

 

DSCN9758

 

DSCN9759

De Doopvont

Een doopvont (van het Latijn fons = bron) of doopbekken is een waterbekken dat voor het bewaren van het doopwater en de toediening van de doop wordt gebruikt.

Het bassin is gemaakt van hout, (natuur)steen of (edel) metaal. In moderne gebouwen wordt ook wel eens glas als materiaal toegepast.

De vorm van een doopvont kan extra symbolische waarde hebben. Toepassing van een driehoekvorm geeft de drie-eenheid aan. De meeste doopvonten zijn cirkelvormig of achthoekig. In dat laatste geval betekent het getal 8 zowel de nieuwe schepping, als de achtste dag na Jezus' geboorte, waarop de besnijdenis plaatsvond.

 

DSCN9760

De biechtstoel

Een biechtstoel is een meubel dat in kerken wordt aangetroffen en waarin de biecht wordt afgenomen. De biechtstoel is vooral in Rooms-Katholieke kerken in gebruik.

Meestal bestaat de biechtstoel uit twee delen, gescheiden door een rooster of gordijn. Het is de bedoeling dat de biechteling anoniem blijft, zijn ruimte is dan ook duister zodat de priester hem niet kan herkennen. De priester zit aan de ene kant, de biechteling knielt aan de andere kant.

Soms zit de priester in het midden en kan aan weerszijden een biechteling plaatsnemen, een tijdens de biecht terwijl de ander op zijn beurt wacht en in dat geval wordt het rooster aan de niet-gebruikte zijde met een schuifje afgesloten.

 

DSCN9761

Wijwaterkwast

Een wijwaterkwast (Lat.: aspergillum) is een kwast waarmee in de liturgie van de Rooms-katholieke Kerk wijwater wordt gesprenkeld door een priester. De kwast wordt daartoe in een wijwateremmer gedoopt, die vaak van messing is. Bij Romeinse offerriten werd een lauriertakje gebruikt als wijwaterkwast.

Naast de gewone wijwaterkwast (met houten of metalen steel) bestaat er ook de zogenaamde aspergil, een metalen staaf met een hol metalen bolletje met gaatjes waarin een sponsje zit.

 

DSCN9762

 

DSCN9763

De communiebank

De communiebank is een vaak rijkelijk versierde knielbank die in de katholieke kerken en kapellen de altaarruimte scheidt van het schip waar het gelovige volk zich bevindt. Een andere naam voor de communiebank is het lichtelijk archaïsch klinkende H. Tafel (des Heren). Tot ongeveer 1965 werd de communie door de priester uitsluitend aan de communiebank aan de gelovigen uitgereikt. Dit gebruik wordt nog steeds in ere gehouden in kerken waar men de H. Mis volgens de Tridentijnse liturgie viert. De gelovigen, die met gevouwen handen aan de bank knielen, ontvangen uit handen van de priester de hostie op de tong. Hun handen houden zij onder het communiedwaal, een wit versierd doek, zodat een eventueel vallende hostie opgevangen kan worden.

 

DSCN9765    DSCN9764 

 

De Godslamp

In katholieke kerken is de godslamp een olielampje in de buurt van het tabernakel dat blijft branden zolang het Heilig Sacrament in het tabernakel aanwezig is. De godslamp getuigt van Christus' Werkelijke Tegenwoordigheid. Vroeger was de godslamp altijd een hanglamp met drie kettingen. Dit is nog steeds het meest voorkomende model. Tegenwoordig zijn er echter ook godslampen die met een arm aan de muur bevestigd zijn. Soms zet men zelfs gewoon een rood glas met een olieampul op of vóór het betreffende tabernakel. Meestal hebben godslampen een rood glas, dit om de lamp duidelijk te onderscheiden van de 'gewone' kaarsen en lampen in de kerkruimte.

Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag zijn dagen waarop het tabernakel leeg moet zijn. De deurtjes staan open en de godslamp is gedoofd; het Heilig Sacrament is immers niet aanwezig. In sommige kerken wordt tijdens de viering op deze dag de Heilige Communie uitgereikt. Daarvoor worden de Heilige Hosties uit de sacristie gehaald, waarbij een misdienaar een brandende kaars draagt als godslamp.

 

DSCN9766

 

DSCN9767

 

Het Hoogaltaar

Het hoofdaltaar, meestal op het priesterkoor geplaatst en goed zichtbaar vanuit de middenbeuk van de kerk, wordt het hoogaltaar genoemd. De priester draagt hier de mis op, gericht naar het oosten. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962 - 1965) draagt de priester de mis in de meeste gevallen aan een losstaande altaartafel, die vóór het hoofdaltaar is geplaatst (volksaltaar). Het hoofdaltaar wordt in vele gevallen gebruikt als opbergplaats voor de hosties (in het tabernakel). In meer traditionele kerken wordt het oude hoofdaltaar nog steeds gebruikt omdat er nooit een volksaltaar is geplaatst, of omdat het weer verwijderd is.

De zijaltaren, vaak gewijd aan de patroonheilige van de kerk, of aan Jozef en Maria, bevinden zich meestal in de zijbeuken.

 

DSCN9768

 

 

DSCN9769

 

Het volksaltaar

 

DSCN9770

 

 

DSCN9771

 

DSCN9772

 

DSCN9773

 

DSCN9774

 

De sacristie

Het interieur van een sacristie is strikt voorgeschreven. Zo moet er een plek zijn met een lavabo waar de voorganger zijn handen kan wassen en afdrogen. Daarnaast zijn er verschillende opbergmeubels voor boeken en kasten voor paramenten, een sacristiecredens. Aan de muur wordt normaal de naam van de bisschop en een portret van hem gehangen. Uiteraard is er een kruisbeeld. In grote sacristieën, bijvoorbeeld een abdij, zijn er verschillende kasten en spiegels aanwezig.

Ante missam

Voor de mis legt de koster hier alle gewaden in volgorde klaar die de voorganger nodig heeft. Deze worden ofwel op de credens klaargelegd, enkele worden klaar gehangen. De priester hoeft dan enkel de gewaden aan te trekken. Tijdens de voorbereiding heerst er meestal stilte, meestal wordt dit expliciet gevraagd.

Post missam

Als de mis gedaan is wordt alles weer opgeborgen, en het geld van de omhaling opgeborgen in een kluis. Hetzelfde voor de kelk en het liturgisch vaatwerk.

 

DSCN9775

 

De Paaskaars

De paaskaars wordt in de paasnacht voor het eerst ontstoken en symboliseert in de katholieke en in de protestantse liturgie het licht van de verrezen Christus en wortelt in de traditie van het lucernarium. Het is een grote kaars, versierd met het kruis, de Griekse letters alfa en omega en het jaartal. In de Katholieke Kerk worden ook vijf wierookkorrels (paasnagels) toegevoegd die de vijf wonden van Christus aan het kruis symboliseren. De paaskaars symboliseert daarmee het licht van Christus, die volgens de christelijke traditie het duister, het kwaad heeft overwonnen. De paaskaars brandt verder in alle vieringen van de paastijd tot en met Pinksteren.

 

DSCN9776 DSCN9778

 

Het kerkorgel

Kerkorgels werden oorspronkelijk niet gebruikt als begeleidingsinstrument, maar om op geëigende plekken in de liturgie muziekstukken te laten horen. Met name in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlanden werd het kerkorgel zelfs überhaupt niet gebruikt tijdens kerkdiensten of Heilige Missen, maar alleen voor concerten, en ter opluistering van seculiere evenementen. In sommige steden was het orgel van de belangrijkste kerk(en) dan ook eigendom van het stadsbestuur, en de organist in dienst van de wereldlijke overheid. Toch werd de voornaamste taak van het kerkorgel het begeleiden van de volkszang, allereerst in de protestantse kerken later ook in de meeste rooms-katholieke kerken. Hoofddoel werd het begeleiden van menselijke stemmen (een koor of solist) en het kerkorgel werd dan ook voor deze taak uitgerust.

 

DSCN9777

 

 

DSCN9779

 

Wijwatervat

Een wijwatervat of aspersorium is een vat of bekken met wijwater dat in katholieke kerken meestal bij de deuren geplaatst is, opdat de gelovigen bij het binnentreden van de kerk zich ermee kunnen besprenkelen, terwijl men een kruisteken maakt, als symbool der uiterlijke reiniging.

Soms staat het op een voetstuk en soms is het in de muur gemetseld. Bij het binnengaan van de kerk dopen de gelovigen de vingertoppen van de rechterhand in het bekken en maken daarna een kruisteken. Het wijwaterbekken is dikwijls uit natuursteen vervaardigd. Wijwaterbekkens zijn al te vinden in kerken die dateren van enkele eeuwen na Christus.

 

DSCN9780

 

DSCN9781

 

DSCN9782

 

 

DSCN9783

 

Wij dekken de tafel

 

DSCN9784

 

 

DSCN9785

 

 

DSCN9786

 

 

DSCN9787

 

 

DSCN9788

 

 

DSCN9789

 

 

DSCN9790

 

 

DSCN9791

 

 

DSCN9792

 

 

DSCN9793

 

Wij zetten het altaar klaar.

De pateen met de grote hostie.

De (kelk)pateen (Grieks 'πατάνη' of 'πατήνα', Latijn 'patina', middeleeuws Latijn 'patena' : schaal) is een uiterst plat gewalst schijfje van verguld koper of zilver dat precies op een miskelk past en dat behoort tot de vasa sacra van het liturgisch vaatwerk in de Katholieke Kerk. Tijdens de Mis wordt de hostie op de pateen gelegd en later daarop gebroken.

Omdat de pateen gebruikt wordt om er het Allerheiligste op te leggen, moest de pateen vroeger verguld zijn. Tegenwoordig geldt nog steeds de verplichting dat het uit een edel materiaal wordt vervaardigd. Breekbare materialen zoals aardewerk zijn niet toegestaan.

 

DSCN9794

 

 

DSCN9795

 

De hostie

Een hostie is binnen de Rooms-katholieke Kerk het woord voor een ouwel na het ritueel van de consecratie tijdens de eucharistie. Ze heeft de vorm van ronde schijfjes ongedesemd tarwebrood. Het woord komt van het Latijnse hostia dat slachtoffer betekent.

Volgens de rooms-katholieke opvatting worden de hostie en het eucharistisch bloed in de miskelk tijdens de mis geofferd.

 

 

DSCN9796

 

De miskelk

De miskelk (calix in het Latijn) is een kelk, die tot de vasa sacra (het heilig vaatwerk) van het liturgisch vaatwerk behoort.

De miskelk bestaat uit een kom (cuppa), een voet en daartussen een versierde knoop (nodus).

Tijdens de Heilige Mis wordt de kelk gebruikt om de te consacreren miswijn in te doen, dat na de consecratie tot bloed van Jezus Christus wordt. Omdat de kelk zodoende betrokken is bij het gedeelte van de Mis dat als het meest heilige wordt beschouwd, zijn de meeste kelken bijzonder rijk en liefdevol versierd.

Miskelken zijn meestal van verguld zilver of koper. Vóór het Tweede Vaticaans Concilie moest de binnenkant van de kelk per se verguld zijn, tegenwoordig is dit niet meer verplicht.

De artikelen 327 tot en met 334 van de Institutio Generalis Missalis Romani (editie van 2000) bepalen de vereisten waaraan het heilig vaatwerk moet voldoen. De belangrijkste bepalingen zijn dat, zeker wat het vaatwerk betreft dat bestemd is om het Lichaam en het Bloed van de Heer te bevatten, het uit een nobel en sterk materiaal moet vervaardigd zijn. Breekbaar materiaal zoals glas, aardewerk of klei mogen hiervoor niet gebruikt worden, zoals Redemptionis Sacramentum in 2004 verduidelijkte.

Bij de kelk horen doorgaans een pateen en een kelklepeltje.

 

DSCN9798

 

 

DSCN9799

 

Wijwater

Wijwater of heilig water is water dat door een priester gewijd is. Dit water wordt in de katholieke kerk gebruikt bij verschillende religieuze handelingen. Wijwater wordt gerekend tot de sacramentalia.

 

DSCN9800

 

Miswijn

Miswijn dient binnen de Rooms-katholieke Kerk aan bepaalde voorwaarden te voldoen om erkend te worden door de Nationale Raad voor Liturgie Er worden hierdoor enkele eisen gesteld aan miswijn, voordat deze gebruikt kan worden in de liturgie. De wijn moet natuurlijke druivenwijn zijn en niet bedorven (bijvoorbeeld niet tot azijn vergist). De wijn mag wit of rood, weinig of sterk alcoholisch, zoet of droog zijn. Als met het oog op de houdbaarheid extra alcohol wordt toegevoegd, dan moet die alcohol ook afkomstig zijn van druiven. De miswijn moet hierdoor minimaal 14% alcohol bevatten om bederving te voorkomen. Tijdens de mis moet er een weinig water vermengd worden met de wijn. Dit symboliseert de twee naturen (de goddelijke en de menselijke natuur) van Jezus.

 

DSCN9801

 

Ampullen (mis)

Een ampul of buret is een glazen of metalen schenkkannetje dat tijdens de katholieke Mis wordt gebruikt om water en wijn in de miskelk te gieten. Ampullen komen steeds per paar voor.

Ze zijn dikwijls van zilver en zijn veelal sluitbaar met een kapje. Vooral de barokke exemplaren vallen op door hun rijke versiering. Vaak is de ampul voor de wijn versierd met druivenranken, de ampul voor het water met golfjes, vissen of schelpen. De ampul die voor het water bestemd is, is ook vaak te herkennen aan de letter A (Aqua) en deze voor de wijn draagt dan de letter V (Vinum). Bij de ampullen hoort doorgaans een zilveren lavaboblad[1], soms met noppen waarop de ampullen precies passen en dat in de H. Mis bij de handenwassing (lavabo) wordt gebruikt.

De ampul met het water wordt in de Mis een derde maal gebruikt bij de ablutie (het reinigen van de kelk en van de vingers van de priester na de H. Communie).

In de neogotiek kwamen glazen modellen in verguld koperen monturen in de mode. Door de breekbaarheid van dit materiaal is dit type ampul tegenwoordig zeldzaam en kostbaar.

 

DSCN9802

 

 

DSCN9803

 

 

DSCN9804

 

Te communie gaan

Vorm een tafeltje met de schrijfhand onderaan.

Wanneer de hostie getoond wordt zegt de priester: “Het lichaam van Christus”

De communicant antwoord: “Amen” (Het zij zo)

 

DSCN9805

 

Neem de hostie met de schrijfhand om ze in de mond te steken.

 

DSCN9806

 

 

DSCN9807

 

Vouw de handjes en ga terug naar uw plaats.

 

DSCN9808

 

 

DSCN9809

 

 

DSCN9810

 

 

DSCN9811

 

 

DSCN9812

 

 

DSCN9813

 

 

DSCN9814

 

 

DSCN9815

 

 

DSCN9816

 

 

DSCN9817

 

 

DSCN9818

 

 

DSCN9819

 

 

DSCN9820

 

 

DSCN9821

 

 

DSCN9822

 

 

DSCN9823

 

Een schaaltje met brood (hostie) en druifjes (wijn)

 

DSCN9824

 

 

DSCN9825

 

 

DSCN9826

 

 

DSCN9827

 

 

DSCN9828

 

 

DSCN9829

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het wierrookvat

Een wierookvat (in het Latijn Turibulum of Thuribulum) is een vat waarin wierook verbrand wordt.

Meestal bestaat het uit een schaal met deksel. Aan de schaal zijn drie kettingen bevestigd, waarmee het wierookvat kan rondgedragen worden tijdens de eredienst of opgehangen worden aan de standaard. Een vierde ketting is bevestigd aan het deksel. Met deze ketting kan het deksel omhoog getrokken worden om wierook bij te vullen. Dit gebeurt door wierookkorrels op gloeiende kolen te leggen.

De misdienaar die het wierookvat draagt is de thuriferarius, thuriferar of wieroker.

Het wierookvat wordt gebruikt om te bewieroken. Dit is een oud gebruik om belangrijke en heilige mensen of objecten te vereren. Het bewieroken gebeurt door het begin van de ketting in de linkerhand te houden en in de rechterhand het midden van de kettingen te houden. Vervolgens verheft men de rechterhand waarna men een korte zwaai met het vat maakt.

Tijdens de consecratie wordt er bewierookt bij de opheffing van Brood en de opheffing van Wijn. Hierbij zwaait men driemaal drie slagen.

Tijdens een eucharistische zegen bewierookt de misdienaar het Allerheiligste met telkens drie slagen tot dat de zegen ten einde is.

 

 

 

DSCN9836

 

 

 

 

 

Bovenkant