19 april 2016 Maaltijd vieren
Rondgang in de kerk
Het Tabernakel
In de
Katholieke Kerk is een tabernakel (ook wel sacramentshuis genoemd) een, meestal
rijkversierde, brandwerende kluis op het hoogaltaar of zijaltaar, soms binnenin
bekleed met zijde en van buiten vaak omhangen met gordijnen in liturgische
kleur, waarin het Heilig Sacrament (de geconsacreerde hosties) bewaard wordt.
Het tabernakel moet binnenin wit zijn. In elke kerk mag maar één dienstdoend
tabernakel aanwezig zijn. Aan de godslamp kan men zien dat het sacrament in de
vorm van geconsacreerde hosties in het tabernakel aanwezig is. Zo niet, is de
godslamp gedoofd en staat de tabernakeldeur meestal open. Het tabernakel is
binnen de katholieke eredienst het centrum en neemt in de kerkbouw van de
Katholieke Kerk de centrale positie in als de woonplaats van de - onder de
gedaante van brood - 'waarachtig tegenwoordige' Jezus Christus.
De Heilige Familie
In 1877 werd een beeldengroep, de H. Familie voorstellend, geschonken
door Mevr. Geerts-Mertens.
Het beeld was van de hand van Leopold Blanchaert en
werd geschilderd door A. H. Bressers.
De Doopvont
Een
doopvont (van het Latijn fons = bron) of doopbekken
is een waterbekken dat voor het bewaren van het doopwater en de toediening van
de doop wordt gebruikt.
Het bassin
is gemaakt van hout, (natuur)steen of (edel) metaal. In moderne gebouwen wordt
ook wel eens glas als materiaal toegepast.
De vorm van
een doopvont kan extra symbolische waarde hebben. Toepassing van een
driehoekvorm geeft de drie-eenheid aan. De meeste doopvonten zijn cirkelvormig
of achthoekig. In dat laatste geval betekent het getal 8 zowel de nieuwe
schepping, als de achtste dag na Jezus' geboorte, waarop de besnijdenis
plaatsvond.
De biechtstoel
Een
biechtstoel is een meubel dat in kerken wordt aangetroffen en waarin de biecht
wordt afgenomen. De biechtstoel is vooral in Rooms-Katholieke kerken in
gebruik.
Meestal
bestaat de biechtstoel uit twee delen, gescheiden door een rooster of gordijn.
Het is de bedoeling dat de biechteling anoniem blijft, zijn ruimte is dan ook
duister zodat de priester hem niet kan herkennen. De priester zit aan de ene
kant, de biechteling knielt aan de andere kant.
Soms zit de
priester in het midden en kan aan weerszijden een biechteling plaatsnemen, een
tijdens de biecht terwijl de ander op zijn beurt wacht en in dat geval wordt
het rooster aan de niet-gebruikte zijde met een schuifje afgesloten.
Wijwaterkwast
Een
wijwaterkwast (Lat.: aspergillum) is een kwast
waarmee in de liturgie van de Rooms-katholieke Kerk wijwater wordt gesprenkeld
door een priester. De kwast wordt daartoe in een wijwateremmer gedoopt, die
vaak van messing is. Bij Romeinse offerriten werd een lauriertakje gebruikt als
wijwaterkwast.
Naast de
gewone wijwaterkwast (met houten of metalen steel) bestaat er ook de zogenaamde
aspergil, een metalen staaf met een hol metalen
bolletje met gaatjes waarin een sponsje zit.
De communiebank
De communiebank
is een vaak rijkelijk versierde knielbank die in de katholieke kerken en
kapellen de altaarruimte scheidt van het schip waar
het gelovige volk zich bevindt. Een andere naam voor de communiebank is het
lichtelijk archaïsch klinkende H. Tafel (des Heren). Tot ongeveer 1965 werd de
communie door de priester uitsluitend aan de communiebank aan de gelovigen
uitgereikt. Dit gebruik wordt nog steeds in ere gehouden in kerken waar men de
H. Mis volgens de Tridentijnse liturgie viert. De gelovigen, die met gevouwen
handen aan de bank knielen, ontvangen uit handen van de priester de hostie op
de tong. Hun handen houden zij onder het
communiedwaal, een wit versierd doek, zodat een eventueel vallende hostie
opgevangen kan worden.
De Godslamp
In
katholieke kerken is de godslamp een olielampje in de buurt van het tabernakel
dat blijft branden zolang het Heilig Sacrament in het tabernakel aanwezig is.
De godslamp getuigt van Christus' Werkelijke Tegenwoordigheid. Vroeger was de
godslamp altijd een hanglamp met drie kettingen. Dit is nog steeds het meest
voorkomende model. Tegenwoordig zijn er echter ook godslampen die met een arm
aan de muur bevestigd zijn. Soms zet men zelfs gewoon een rood glas met een
olieampul op of vóór het betreffende tabernakel. Meestal hebben godslampen een
rood glas, dit om de lamp duidelijk te onderscheiden van de 'gewone' kaarsen en
lampen in de kerkruimte.
Witte
Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag zijn dagen waarop het tabernakel
leeg moet zijn. De deurtjes staan open en de godslamp is gedoofd; het Heilig
Sacrament is immers niet aanwezig. In sommige kerken wordt tijdens de viering
op deze dag de Heilige Communie uitgereikt. Daarvoor worden de Heilige Hosties
uit de sacristie gehaald, waarbij een misdienaar een brandende kaars draagt als
godslamp.
Het Hoogaltaar
Het
hoofdaltaar, meestal op het priesterkoor geplaatst en goed zichtbaar vanuit de
middenbeuk van de kerk, wordt het hoogaltaar genoemd. De priester draagt hier
de mis op, gericht naar het oosten. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962 -
1965) draagt de priester de mis in de meeste gevallen aan een losstaande
altaartafel, die vóór het hoofdaltaar is geplaatst (volksaltaar). Het
hoofdaltaar wordt in vele gevallen gebruikt als opbergplaats voor de hosties
(in het tabernakel). In meer traditionele kerken wordt het oude hoofdaltaar nog
steeds gebruikt omdat er nooit een volksaltaar is geplaatst, of omdat het weer
verwijderd is.
De
zijaltaren, vaak gewijd aan de patroonheilige van de kerk, of aan Jozef en
Maria, bevinden zich meestal in de zijbeuken.
Het volksaltaar
De sacristie
Het
interieur van een sacristie is strikt voorgeschreven. Zo moet er een plek zijn
met een lavabo waar de voorganger zijn handen kan wassen en afdrogen. Daarnaast
zijn er verschillende opbergmeubels voor boeken en kasten voor paramenten, een sacristiecredens. Aan de muur wordt normaal de naam van de
bisschop en een portret van hem gehangen. Uiteraard is er een kruisbeeld. In
grote sacristieën, bijvoorbeeld een abdij, zijn er verschillende kasten en
spiegels aanwezig.
Ante missam
Voor de mis
legt de koster hier alle gewaden in volgorde klaar die de voorganger nodig
heeft. Deze worden ofwel op de credens klaargelegd,
enkele worden klaar gehangen. De priester hoeft dan enkel de gewaden aan te
trekken. Tijdens de voorbereiding heerst er meestal stilte, meestal wordt dit
expliciet gevraagd.
Post missam
Als de mis
gedaan is wordt alles weer opgeborgen, en het geld van de omhaling opgeborgen
in een kluis. Hetzelfde voor de kelk en het liturgisch vaatwerk.
De Paaskaars
De
paaskaars wordt in de paasnacht voor het eerst ontstoken en symboliseert in de
katholieke en in de protestantse liturgie het licht van de verrezen Christus en
wortelt in de traditie van het lucernarium. Het is
een grote kaars, versierd met het kruis, de Griekse letters alfa en omega en
het jaartal. In de Katholieke Kerk worden ook vijf wierookkorrels (paasnagels)
toegevoegd die de vijf wonden van Christus aan het kruis symboliseren. De
paaskaars symboliseert daarmee het licht van Christus, die volgens de
christelijke traditie het duister, het kwaad heeft overwonnen. De paaskaars
brandt verder in alle vieringen van de paastijd tot en met Pinksteren.
Het kerkorgel
Kerkorgels
werden oorspronkelijk niet gebruikt als begeleidingsinstrument, maar om op
geëigende plekken in de liturgie muziekstukken te laten horen. Met name in de zestiende-
en zeventiende-eeuwse Nederlanden werd het kerkorgel zelfs überhaupt niet
gebruikt tijdens kerkdiensten of Heilige Missen, maar alleen voor concerten, en
ter opluistering van seculiere evenementen. In sommige steden was het orgel van
de belangrijkste kerk(en) dan ook eigendom van het stadsbestuur, en de organist
in dienst van de wereldlijke overheid. Toch werd de voornaamste taak van het
kerkorgel het begeleiden van de volkszang, allereerst in de protestantse kerken
later ook in de meeste rooms-katholieke kerken. Hoofddoel werd het begeleiden
van menselijke stemmen (een koor of solist) en het kerkorgel werd dan ook voor
deze taak uitgerust.
Wijwatervat
Een
wijwatervat of aspersorium is een vat of bekken met
wijwater dat in katholieke kerken meestal bij de deuren geplaatst is, opdat de
gelovigen bij het binnentreden van de kerk zich ermee kunnen besprenkelen,
terwijl men een kruisteken maakt, als symbool der uiterlijke reiniging.
Soms staat
het op een voetstuk en soms is het in de muur gemetseld. Bij het binnengaan van
de kerk dopen de gelovigen de vingertoppen van de rechterhand in het bekken en
maken daarna een kruisteken. Het wijwaterbekken is dikwijls uit natuursteen
vervaardigd. Wijwaterbekkens zijn al te vinden in kerken die dateren van enkele
eeuwen na Christus.
Wij dekken
de tafel
Wij zetten
het altaar klaar.
De pateen met de grote hostie.
De
(kelk)pateen (Grieks 'πατάνη'
of 'πατήνα', Latijn
'patina', middeleeuws Latijn 'patena' : schaal) is een uiterst plat gewalst schijfje van verguld
koper of zilver dat precies op een miskelk past en dat behoort tot de vasa sacra van het liturgisch
vaatwerk in de Katholieke Kerk. Tijdens de Mis wordt de hostie op de pateen
gelegd en later daarop gebroken.
Omdat de
pateen gebruikt wordt om er het Allerheiligste op te leggen, moest de pateen
vroeger verguld zijn. Tegenwoordig geldt nog steeds de verplichting dat het uit
een edel materiaal wordt vervaardigd. Breekbare materialen zoals aardewerk zijn
niet toegestaan.
De hostie
Een hostie
is binnen de Rooms-katholieke Kerk het woord voor een ouwel na het ritueel van
de consecratie tijdens de eucharistie. Ze heeft de vorm van ronde schijfjes
ongedesemd tarwebrood. Het woord komt van het Latijnse hostia
dat slachtoffer betekent.
Volgens de
rooms-katholieke opvatting worden de hostie en het eucharistisch bloed in de
miskelk tijdens de mis geofferd.
De miskelk
De miskelk
(calix in het Latijn) is een kelk, die tot de vasa sacra (het heilig vaatwerk)
van het liturgisch vaatwerk behoort.
De miskelk
bestaat uit een kom (cuppa), een voet en daartussen
een versierde knoop (nodus).
Tijdens de
Heilige Mis wordt de kelk gebruikt om de te consacreren miswijn in te doen, dat
na de consecratie tot bloed van Jezus Christus wordt. Omdat de kelk zodoende
betrokken is bij het gedeelte van de Mis dat als het meest heilige wordt
beschouwd, zijn de meeste kelken bijzonder rijk en liefdevol versierd.
Miskelken
zijn meestal van verguld zilver of koper. Vóór het Tweede Vaticaans Concilie
moest de binnenkant van de kelk per se verguld zijn, tegenwoordig is dit niet
meer verplicht.
De
artikelen 327 tot en met 334 van de Institutio Generalis
Missalis Romani (editie van 2000) bepalen de
vereisten waaraan het heilig vaatwerk moet voldoen. De belangrijkste bepalingen
zijn dat, zeker wat het vaatwerk betreft dat bestemd is om het Lichaam en het
Bloed van de Heer te bevatten, het uit een nobel en sterk materiaal moet
vervaardigd zijn. Breekbaar materiaal zoals glas, aardewerk of klei mogen
hiervoor niet gebruikt worden, zoals Redemptionis Sacramentum in 2004 verduidelijkte.
Bij de kelk
horen doorgaans een pateen en een kelklepeltje.
Wijwater
Wijwater of
heilig water is water dat door een priester gewijd is. Dit water wordt in de
katholieke kerk gebruikt bij verschillende religieuze handelingen. Wijwater
wordt gerekend tot de sacramentalia.
Miswijn
Miswijn
dient binnen de Rooms-katholieke Kerk aan bepaalde voorwaarden te voldoen om
erkend te worden door de Nationale Raad voor Liturgie Er worden hierdoor enkele
eisen gesteld aan miswijn, voordat deze gebruikt kan worden in de liturgie. De
wijn moet natuurlijke druivenwijn zijn en niet bedorven (bijvoorbeeld niet tot
azijn vergist). De wijn mag wit of rood, weinig of sterk alcoholisch, zoet of
droog zijn. Als met het oog op de houdbaarheid extra alcohol wordt toegevoegd,
dan moet die alcohol ook afkomstig zijn van druiven. De miswijn moet hierdoor
minimaal 14% alcohol bevatten om bederving te
voorkomen. Tijdens de mis moet er een weinig water vermengd worden met de wijn.
Dit symboliseert de twee naturen (de goddelijke en de menselijke natuur) van
Jezus.
Ampullen (mis)
Een ampul
of buret is een glazen of metalen schenkkannetje dat tijdens de katholieke Mis
wordt gebruikt om water en wijn in de miskelk te gieten. Ampullen komen steeds
per paar voor.
Ze zijn
dikwijls van zilver en zijn veelal sluitbaar met een
kapje. Vooral de barokke exemplaren vallen op door hun rijke versiering. Vaak
is de ampul voor de wijn versierd met druivenranken, de ampul voor het water
met golfjes, vissen of schelpen. De ampul die voor het water bestemd is, is ook
vaak te herkennen aan de letter A (Aqua) en deze voor de wijn draagt dan de
letter V (Vinum). Bij de ampullen hoort doorgaans een
zilveren lavaboblad[1], soms met noppen waarop de
ampullen precies passen en dat in de H. Mis bij de handenwassing (lavabo) wordt
gebruikt.
De ampul
met het water wordt in de Mis een derde maal gebruikt bij de ablutie (het
reinigen van de kelk en van de vingers van de priester na de H. Communie).
In de
neogotiek kwamen glazen modellen in verguld koperen monturen in de mode. Door
de breekbaarheid van dit materiaal is dit type ampul tegenwoordig zeldzaam en
kostbaar.
Te communie gaan
Vorm een
tafeltje met de schrijfhand onderaan.
Wanneer de
hostie getoond wordt zegt de priester: “Het lichaam van Christus”
De
communicant antwoord: “Amen” (Het zij zo)
Neem de
hostie met de schrijfhand om ze in de mond te steken.
Vouw de
handjes en ga terug naar uw plaats.
Een
schaaltje met brood (hostie) en druifjes (wijn)
Het wierrookvat
Een
wierookvat (in het Latijn Turibulum of Thuribulum) is een vat waarin wierook verbrand wordt.
Meestal
bestaat het uit een schaal met deksel. Aan de schaal zijn drie kettingen
bevestigd, waarmee het wierookvat kan rondgedragen worden tijdens de eredienst
of opgehangen worden aan de standaard. Een vierde ketting is bevestigd aan het
deksel. Met deze ketting kan het deksel omhoog getrokken worden om wierook bij
te vullen. Dit gebeurt door wierookkorrels op gloeiende kolen te leggen.
De
misdienaar die het wierookvat draagt is de thuriferarius,
thuriferar of wieroker.
Het
wierookvat wordt gebruikt om te bewieroken. Dit is een oud gebruik om
belangrijke en heilige mensen of objecten te vereren. Het bewieroken gebeurt
door het begin van de ketting in de linkerhand te houden en in de rechterhand
het midden van de kettingen te houden. Vervolgens verheft men de rechterhand
waarna men een korte zwaai met het vat maakt.
Tijdens de
consecratie wordt er bewierookt bij de opheffing van Brood en de opheffing van
Wijn. Hierbij zwaait men driemaal drie slagen.
Tijdens een
eucharistische zegen bewierookt de misdienaar het Allerheiligste met telkens
drie slagen tot dat de zegen ten einde is.